Ik woon in een gemende wijk. Dus met mensen met én zonder beperking, bakfiets, hoofddoek, partner, rollator, Franse expat achtergrond, wietplantage, rood haar, geloof en hipster Nikes. Daar woon ik in een dubbel bovenhuis en heb dus veel buren. Eén daarvan is buurman Bart.
Buurman Bart heeft een scooter waar hij altijd op z’n slippers met blote voeten (ook in de winter) op wegtuft om effe een rondje te rijden, heeft z’n tuintje vol oude leidingen liggen waar het koper nog moet worden uitgehaald, zit graag in de buurtkroeg 50 meter verderop en als hij binnen boert – hij woont schuin onder mij – dan hoor ik dat in ons huis uit 1918. En als buurman Bart je mag doet hij al-les voor je. Zo ook voor mij.
Als ik de deur uitga doe ik graag meerdere dingen tegelijk, zoals kinderen en afval wegbrengen (niet naar dezelfde plek overigens). Vorige week was weer zo’n moment waarop ik 2 meisjes en mijn keurig gescheiden plastic, glas en papier in de Babboe propte. Uiteraard lukte dat niet zoals ik gehoopt had dat het zou lukken. Maar dit keer lag het niet aan mijn kibbelende dochters of gescheurde zakken (lekker met al dat oud biersap). Dit keer was het buurman Bart.
Buurman Bart kwam in een niet zo’n rechte lijn uit de buurtkroeg aanlopen en knoopte een praatje aan. Nou heeft hij al een luide stem maar met een bakkie op wordt dat niet minder. Opeens wees hij naar de afvalzakken: “MOTTE DIE WEG?,” brulde hij. Ik beaamde, waarop hij ze greep en opeens wegsprintte.
Ik keek hem na – verbijsterd – en riep: “Neeeeee wacht!” Nul reactie. Ik schreeuwde en rende achter hem aan, mijn kroost hulpeloos achterlatend in de bakfiets. Maar ik was al te laat en zag mijn keurig gescheiden afval, inclusief boodschappentas met statiegeldflessen, in de ondergrondse vuilcontainer verdwijnen. “Dat hoort niet in deze bak,” stamelde ik nog. “AH JOH LEKKÂH BELANGRÈK IEDEREIN DOET DAT,” was het antwoord.