Terwijl ik met m’n dochters naar de kinderboerderij liep, verschenen tussen het plastic door voorzichtig de krokussen. Ik groette hen en besloot: dit is een mooie dag. Toen we eenmaal bij het hekje waren en het geblaat van de moeder(geiten) niet te missen was, was daar een kracht die me liet stilstaan. Twee ogen prikten er in m’n rug.
Gauw keek ik waar m’n kroost was, chéck, en draaide me om. Daar stond iemand. Een hij van mijn leeftijd met een kind in een buggy. Hij draaide gauw z’n ogen weg en deed zoals mensen doen wanneer er iets aan de hand is, maar dat niet willen laten merken. Ik voelde z’n zenuwen. Kwam dat door mij of had ik het mis? Die gedachte vleide me.
Om hem niet verder in verlegenheid te brengen deed ik alsof ik iets zocht, wat ook zo was overigens, en pakte een blikje dat op de grond lag. Toen ik opkeek was hij verdwenen, de buggy niet. Mijn groene ogen zochten hem en opeens kwam hij weer in beeld, achter een boom vandaan.
Haastig pakte hij de wagen, liep recht naar me toe en ik stond klaar om hem te groeten. Maar hij liep langs me alsof ik een geest was door het hekje naar de kinderboerderij, dus ik slikte m’n “Hallo” in.
Ik stond even perplex, me afvragend wat te doen. Toen haalde ik m’n schouders op, draaide me om en rolde met m’n ogen toen ik zag dat m’n dochters de konijnen de héle zak met appelschillen hadden gegeven.
M’n straat swiper waarmee ik al het zwerfafval tijdens m’n tochtje naar de kinderboerderij oppakte en de inmiddels volle zak, liet ik bij de ingang staan. “Mamaaaaa, we hebben niks meer!”, riep m’n oudste. Voordat ik een antwoord kon roepen zag ik HEM een wortel aan m’n dochter geven en verstomde voor de tweede keer.
En wéér deed hij zo overduidelijk alsof ‘ie me niet zag, dat ik wederom niet wist wat te doen. Toen realiseerde ik me opeens iets en begreep: dit is geen flirt. Ik kon het niet laten, riep: “Mama komt zó terug!”, opende het hekje en liep naar de boom waarachter hij tevoorschijn kwam.
Hij had een halve sigaret vast toen ik hem voor het eerst zag. Daarna verdween hij en kwam terug zonder. En jawel: achter de boom lag een half vertrapt exemplaar. Glimlachend stopte ik z’n ontmaskerde geheim in m’n afvalzak.